NTS 201569 Endotheliale toxiciteit van van bijnierprecursors, hydrocortnison en fludrocortnison die verhoogd zijn in patiënten met congenitale bijnier hyperplasie

Patiënten met een Congenitale bijnierhyperplasie hebben door een enzymdefect in de bijnier een gestoorde vorming van de bijnierhormonen cortisol en aldosteron. Daarnaast hopen zich voorlopers van deze hormonen op. Deze afwijking leidt tot een levensbedreigend zietkebeeld bij geboorte. Indien tijdig herkend kan het ziektebeeld behandeld worden door met tabletten het tekort aan cortisol en aldosteron aan te vullen. Deze behandeling heeft echter een keerzijde: wanneer te veel cortisol en/of aldosteron wordt gegeven ontstaat hoge bloeddruk, overgewicht en suikerziekte waardoor het risico op hart- en vaatziekte op langere termijn toeneemt.

Wanneer echter te weinig van deze hromonen wordt toegediend worden teveel voorloperstoffen van cortisol en aldosteron in de bijnier geproduceerd. Het is niet goed bekend wat de effecten van deze voorlopers zijn en mogelijk kunnen deze voorlopers ook vaatschade geven waardoor het risico op hart- en vaatziekte toeneemt

Wat we op dit moment weten is dat patiënten met congenitale bijnierhyperplasie op volwassen leeftijd een hogere bloeddruk hebben dan een gezonde controlegroep. De oorzaak hiervan is echter bij patiënten niet met zekerheid te zeggen: komt het door een direct giftig effect van cortisol, aldosteron of hun voorlopers? Of is het een indirect effect bijvoorbeeld door stijging van bloeddruk ten gevolge van te hoge concentraties van een of meer van deze stoffen?

In dit onderzoek bestuderen we het direkt giftig effect van ieder van deze stoffen (dus cortisol, aldosteron, en hun voorlopers: 17-hydroxyprogesteron, 21-deoxycortisol, androsteendion, progesteron) op de vaatwand, meer in het bijzonder het endotheel(binnenbekleding van bloedvaten). Door dit onderzoek uit te voeren in geïsoleerde bloedvaatjes van gezonde dieren (ratten) voorkomen we dat de resultaten van de meting verstoord worden door andere aandoeningen die de functie van het endotheel verstoren en die bij patiënten met congenitale bijnieryperplasie vaker optreden (zoals hoge bloeddruk, overgewicht, suikerziekte). Daarbij richten we ons op een bijzonder aspect van het endotheel: het vermogen om vaatverwijding te geven onder invloed van de stof acetylcholine die het endotheel aanzet tot vrijgeven van vaatverwijdende mediatoren.