NTS 2016446 De ontwikkeling van trekstrategieën van lepelaars: het relatieve belang van genen en omgeving

Het doel van dit project is om te onderzoeken welke factoren invloed hebben op het trekgedrag en de uiteindelijke overwinteringsplekkeuze van jonge, onervaren, lepelaars. Eerder onderzoek heeft laten zien dat er een genetische basis is voor trekrichting en voor een interne klok die bepaalt wanneer de trekperiode begint en eindigt. Naast genen speelt ook de omgeving waarschijnlijk een grote rol bij het bepalen van het uiteindelijke trekgedrag van een individu, bijvoorbeeld wanneer een dier precies vertrekt, en welke gebieden het aandoet tijdens de trek. Over deze rol van de omgeving is nog weinig bekend, omdat het erg moeilijk is om individuen te volgen tijdens de trek en tegelijkertijd ook metingen te doen aan hun omgeving.

Dit is één van de eerste studies die naar de rol van de natuurlijke omgeving gaat kijken, met name naar de (sociale) rol van de ouders en andere soortgenoten op het trekgedrag van jonge lepelaars, en naar het effect van voedselomstandigheden (zoet of zout, veel of weinig) waar de jonge lepelaar in zijn vroege leven en tijdens de trek mee te maken krijgt. Daarnaast zal dit onderzoek waardevolle informatie opleveren over het belang van verschillende broed-, stopover- en overwinteringsgebieden voor lepelaars om succesvol te broeden, te migreren en te overwinteren, informatie die gebruikt kan worden om gerichte beschermingsmaatregelen te treffen om deze gebieden – ook in de toekomst – goed te kunnen blijven beschermen.

Dit project zal ons leren over het relatieve belang van genen en omgeving (zowel de omgeving waarin het jong opgroeit, als de omgeving van het jong tijdens zijn eerste trek naar het zuiden) op trekgedrag. Daarnaast zal door dit onderzoek duidelijk worden welke gebieden tijdens het broedseizoen, de trek en in de winter van cruciaal belang zijn voor de lepelaar en dus beschermd dienen te worden of blijven.

Voor dit project zullen maximaal 1660 lepelaars gekleurringd worden en maximaal 660 lepelaars worden voorzien van een GPS-zender die ook het gedrag van het dier registreert en sms-berichten verstuurt met de GPSpositie van het dier.